Page 2 - Basisnormen voor de opleiding in de Homeopathie in België
P. 2
De homeopathische theorie en praktijk moeten derwijze onderwezen worden dat zij in
de behandeling van de patiënten kunnen toegepast worden.
Bijgevolg moet de student het volgende beheersen:
2.1. De geschiedenis en de ontwikkeling van de homeopathische geneeskunde
begrijpen,
en haar relatie kennen in de groei van de conventionele geneeskunde.
2.2. Een heldere en juiste kennis hebben van de grondbeginselen van de
homeopathie.
2.3. De kennis en de vaardigheid om in staat te zijn een volledige, medische en
homeopathische, ziektegeschiedenis in overeenstemming te brengen met de
grondgedachte van de totaliteit der symptomen.
2.4. Het relatief belang van de symptomen begrijpen alsook hun modaliteiten
(valorisatie) en hun hiërarchische waarde.
2.5. Inzicht hebben in Hahnemanns Organon.
Verdere studie van zijn publicaties en zijn behandeling over chronische ziekten, zowel
als in werken van andere auteurs over de aspecten van de homeopathische theorie en
praktijk, moet eveneens verworven zijn.
Deze aspecten zijn o.a. acute en chronische ziekten, palliatie, symptomatische
behandeling, aggravaties, alternatie van de symptomen, metastasen enz
2.6. Het uiteindelijk doel van de homeopathische opleiding is het vormen van
bekwame beoefenaars die in staat zijn om onder andere de verantwoording op zich te
nemen om doeltreffende zorgen toe te dienen aan de patiënt in overeenstemming met
de principes en opvattingen van de homeopathie en zo actief bij te dragen tot de
bescherming van de volksgezondheid.
Bijgevolg, is de theoretische en praktische kennis van de volgende punten
noodzakelijk:
1. De gelijkheidswet en de toepassing ervan op de therapie.
2. Het begrip van de individualisering.
3. De waarneming en de evaluatie, de hiërarchisatie van de totaliteit der symptomen.
4. Het proces van het zoeken naar de meest geschikte remedie die reeds in een
gezond lichaam die symptomen heeft opgeroepen die de patiënt vertoont.
5. De bepaling van de dosis en de aangepaste dynamisatie alsook de juiste toediening
ervan.
6. De evolutie van de reacties van de patiënt na inname van een homeopathische
remedie.
7. De kennis van voorwaarden tot herhaling van de remedie zowal wat betreft de
dosis en de dynamisatie.
8. Het begrip van een chronische ziekte.
9. De ontwikkeling van een ziekte of ziektegeschiedenis.
10. De voorkoming van de ziekte.